Kan een quaternair desinfectiemiddel claimen een sporicide middel te zijn?
Registratievereisten voor sporicide middelen
Registratievereisten voor sporicide middelen
Sporicide middelen worden gebruikt op harde, niet-poreuze levenloze oppervlakken en voorwerpen om sporen te doden. Bacteriesporen worden beschouwd als de moeilijkst te vernietigen vorm van microbieel leven.
Het Environmental Protection Agency van de VS vereist dat onder gecontroleerde testomstandigheden gegevens over de werkzaamheid worden gegenereerd om op antimicrobiële producten claims over de poricidewerking te mogen plaatsen. Om gegevens over de werkzaamheid als sporicide middel te verkrijgen, moet de officiële methode 966.04 Sporicidal Activity of Disinfectants (sporicide-activiteit van desinfectiemiddelen) van de AOAC worden gevolgd. Om een sporicide claim voor harde, niet-poreuze oppervlakken toe te voegen aan een vloeibaar product, worden 60 dragers van roestvrijstalen penicilinders die zijn geïnoculeerd met sporen van Bacillus subtilis (ATCC 19659) en Clostridium sporogenes (ATCC 3584) blootgesteld aan het sporicide middel. Er moeten drie batches van het product bij de LCL van het (de) in het CSF voor het product vermelde A.I.(s) worden getest. Naast deze eis moet een sporicide middel ook in een verificatietest aantonen dat er zich geen ontwikkeling van sporen voordoet (volledige doding) op 60 dragers (30 dragers per organisme voor één batch). Verificatietesten moeten worden uitgevoerd in een apart laboratorium of door een ander team medewerkers.
In Europa voeren fabrikanten suspensietests uit in overeenstemming met methode EN13704 om sporicide-activiteit te claimen. Om te kunnen claimen dat een middel een sporicidewerking heeft, moet een >3 log reductie van Bacillus subtilis (ATCC 6633) worden bereikt met een contacttijd van minder dan of gelijk aan 60 minuten.
De meest actuele versie van EN13704 in 2018 is gepubliceerd met een aantal wijzigingen ten opzichte van de vorige versie uit 2002, waaronder wijzigingen in de sporenbereiding en de vatbaarheidscontroles van testorganismen.
EN13704 sporepreparaat vereist dat 80% van de vegetatieve cellen sporuleren en AOAC 966 vereist dat 95% van de vegetatieve cellen sporuleren. Als de sporensuspensie is gemaakt, vereist EN13704 een gevoeligheidstest om de werking van de sporensuspensie te toetsen aan twee standaard biociden, glutaaraldehyde en perazijnzuur. De tests gebruiken twee sterktes per biocide, hoge en lage concentraties. Om aan de acceptatiecriteria van EN13704 te voldoen, moet de sporensuspensie bij de lage concentratie overleven (<3 log reductie) en bij de hoge concentratie doodgaan (>3 log reductie). AOAC 966.04 vereist een zoutzuurresistentietest om de prestaties van de sporensuspensie te toetsen aan een 2,5 HCl-standaard. Om aan de acceptatiecriteria van AOAC 966.04 te voldoen, moeten de sporen gedurende ten minste 2 minuten bestand zijn tegen 2,5 M HCl.
Het gebruik van sporensuspensies in de sporicide-test van de AOAC en de zorgvuldige bereiding en het gebruik van sporensuspensies in de EN13704 garandeert dat producten die claimen dat ze sporicide zijn, tijdens de werkzaamheidstests op de juiste wijze worden getest.
Werkzaamheid van quaternaire ammoniumverbindingen als sporicide middel
Quaternaire ammoniumverbindingen (QAC's) zijn kationogene oppervlakteactieve stoffen en hebben een breed werkingsspectrum tegen micro-organismen, zij het dat ze bij lagere concentraties in het algemeen effectiever zijn tegen Gram-positieve bacteriën dan tegen Gram-negatieve bacteriën. Ze zijn aanzienlijk minder doeltreffend tegen sporevormers3.
Veel biociden zijn bij lage concentraties bactericide of bacteristatisch voor niet-sporulerende bacteriën, met inbegrip van de vegetatieve cellen van Bacillus- en Clostridium-soorten. Hoge concentraties van sommige biociden kunnen een sporicide werking bereiken (bijv. voor glutaaraldehyde en CRA's).
Daarentegen hebben zelfs hoge concentraties alcohol, fenolen, QAC's en chloorhexidine geen sporicide werking (hoewel sporicide werking mogelijk is voor chloorhexidine bij gebruik bij hoge temperaturen)4.
QAC's zijn sporostatisch; zij remmen de uitgroei van sporen (de ontwikkeling van een vegetatieve cel uit een ontkiemde spore), maar niet de eigenlijke ontkiemingsprocessen (ontwikkeling van een slapende tot een metabolisch actieve toestand)2.
QAC's zullen waarschijnlijk tot op zekere hoogte werkzaam zijn tegen vegetatieve cellen van Bacillus- en Clostridium-soorten, maar QAC's zijn niet in staat de sporen zelf te vernietigen.
Claims over een sporicide werking vereisen dat er wordt getest tegen sporen, niet tegen vegetatieve cellen. Om de cleanroom onder controle te houden, moeten biociden met een sporicide werking tegen de sporen zelf worden gebruikt.
[1] McDonnell, G, Russell AD. Antiseptic and Disinfectant: Activity, Action and Resistance. Clin Micrbiol. 1999 jan; 12(1):147-179.
[2] Russell AD. Bacterial spores and chemical sporicidal agents. Clin Microbiol Rev. 1990 apr; 3(2):99-119.
[3] Sandle, T. The CDC Handbook: A Guide to Cleaning & Disinfecting Cleanrooms. 1–27.
[4] Shaker L A, Russell A D, Furr J R. Aspects of the action of chlorhexidine on bacterial spores. Int J Pharm. 1986;34:51-56.